Lezing: Handelingen 15, 6 – 35
De apostelen en de oudsten kwamen bijeen om nader op deze zaak in te gaan. Toen het tot een hevige woordenstrijd kwam, stond Petrus op en zei: ‘Broeders, u weet dat God mij al in het begin uit uw midden heeft gekozen om de boodschap van het evangelie onder de heidenen te verspreiden en hen tot geloof te brengen. God, die weet wat er in de mensen omgaat, heeft blijk gegeven van zijn vertrouwen in de heidenen door hun de heilige Geest te schenken, zoals hij die ook aan ons geschonken heeft. Hij heeft geen enkel onderscheid gemaakt tussen ons en hen, want hij heeft hen door het geloof innerlijk gereinigd. Waarom wilt u God dan trotseren door op de schouders van deze leerlingen een juk te leggen dat onze voorouders noch wijzelf konden dragen? Nee, we geloven dat we alleen door de genade van de Heer Jezus gered kunnen worden, op dezelfde wijze als zij.’ Daarop zwegen alle aanwezigen, en men luisterde naar Barnabas en Paulus, die vertelden welke grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen had verricht. Toen ze waren uitgesproken, nam Jakobus het woord. Hij zei: ‘Broeders, luister. Simeon heeft uiteengezet hoe God zelf het plan heeft opgevat om uit de heidenen een volk te vormen dat zijn naam vereert. Dat stemt overeen met de woorden van de profeten; er staat immers geschreven: “Dan keer ik terug op mijn schreden. Ik zal het vervallen huis van David herbouwen, uit het puin zal ik het weer opbouwen. Ik zal dit huis doen herrijzen, zodat de mensen die overgebleven zijn de Heer zullen zoeken, evenals alle heidenen over wie mijn naam is uitgeroepen. Zo spreekt de Heer, die dit van oudsher heeft aangekondigd.”
Daarom ben ik van mening dat we de heidenen die zich tot God bekeren geen al te zware lasten moeten opleggen, maar dat we hun moeten schrijven dat ze zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf. In haast elke stad wordt de wet van Mozes immers al sinds mensenheugenis verkondigd en op iedere sabbat in de synagogen voorgelezen.’
Daarop besloten de apostelen en de oudsten in overleg met de hele gemeente enkele afgevaardigden met Paulus en Barnabas mee te zenden naar Antiochië. De keuze viel op twee leiders uit de gemeente: Judas, wiens bijnaam Barsabbas luidde, en Silas. Men gaf hun een brief mee met de volgende inhoud:
‘Van de apostelen en de oudsten. Aan hun broeders en zusters in Antiochië, Syrië en Cilicië die uit de heidense volken afkomstig zijn: gegroet! Wij hebben vernomen dat enkelen van ons u een bezoek hebben gebracht – zonder dat wij hun dat hadden opgedragen – en dat hun uitspraken aanleiding zijn geweest tot verwarring en verontrusting. Daarom hebben we eensgezind besloten enkele broeders naar u toe te zenden in het gezelschap van onze geliefde Barnabas en Paulus, mensen die hun leven op het spel hebben gezet voor de naam van onze Heer Jezus Christus. We hebben Judas en Silas afgevaardigd, en zij zullen de inhoud van deze brief mondeling toelichten. In overeenstemming met de heilige Geest hebben wij namelijk besloten u geen andere verplichtingen op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is: onthoud u van offervlees dat bij de afgodendienst is gebruikt, van bloed, van vlees waar nog bloed in zit, en van ontucht. Als u zich hier aan houdt, doet u wat juist is. Het ga u goed.’
Ze namen afscheid en vertrokken naar Antiochië, en nadat ze daar de gemeente hadden bijeengeroepen, overhandigden ze de brief. Toen de brief was voorgelezen, verheugde de gemeente zich over de bemoedigende inhoud. Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, hielden een lange toespraak waarin ze de gelovigen bemoedigden en sterkten. Ze brachten enige tijd in Antiochië door en werden toen met een vredeswens door de gelovigen teruggezonden naar degenen die hen hadden afgevaardigd. Paulus en Barnabas bleven in Antiochië, waar ze met nog vele anderen de boodschap van de Heer onderwezen en verkondigden.
Overweging
We lazen dit keer een langer gedeelte dan gebruikelijk, omdat in hier te horen valt hoe de eerste gemeenten, de eerste groepen van gelovigen, hun weg zochten om trouw te blijven aan de Schrift en aan de belijdenis: Jezus Messias is de Heer. De eerste leerlingen van Jezus hadden niet een plan voor ogen toen zij begonnen, Zij vertelden gewoon aan wie het horen wilde over Jezus, zijn leven, sterven en opstaan uit de dood en hoe in Jezus God zelf dichtbij gekomen is, zijn koninkrijk staat er aan te komen. Die boodschap vindt weerklank, niet allen bij Joden, maar ook bij niet-Joden en de leerlingen, zowel Petrus als Paulus, herkennen in hen allen de werking van dezelfde Geest. Als God het onderscheid wegneemt tussen Jood en heiden, hoe kunnen de christenen dat onderscheid dan wel handhaven?
Dit is het uitgangspunt voor de gemeente in Jeruzalem om een besluit te nemen over de vraag of niet-Joden die in Christus geloven besneden moeten worden of niet, dat houdt in: of zij zich aan de wet moeten houden of niet. Dit is een verstrekkend besluit gebleken. Uiteindelijk zal het mede leiden tot de breuk tussen Joden en Christenen. Want het houden van de Wet bepaalt de identiteit van de Joden. Niet alleen geestelijk, in hun manier van denken en vertrouwen, maar ook fysiek. De spijswetten brengen met zich mee dat Joden en niet-Joden niet samen aan tafel gaan. Joden en niet-Joden blijven gescheiden van elkaar. En ik denk dat de ervaring uit de ballingschap Israël geleerd heeft, dat wie die wetten niet onderhoudt, uiteindelijk op zal gaan in de niet-joodse wereld om hem heen. Lang niet alle mensen die in ballingschap gevoerd zijn, keren terug naar Israël, als die mogelijkheid er komt. Ongetwijfeld zullen vooral degenen die de wet zijn blijven onderhouden tot degenen horen die teruggekomen zijn. Het onderhouden van de Wet hoort wezenlijk bij de identiteit van het volk van Israël.
Dat laat de eerste gemeente van Jeruzalem los voor degenen die niet-joods zijn en zich wel bekennen tot de ene Heer en de ene God. En ja dat zal uiteindelijk er toe leiden dat de christenen zich allemaal, Jood en niet-Jood, niet meer gaan houden aan de Wet. In deze discussie stond dus veel op het spel, het raakte de identiteit van zowel Jood als niet-Jood, in Christus gelovige of niet. Dit besluit vanuit Jeruzalem geeft wel een uitkomst, maar lost daarmee alle vragen niet op. Nu moet dit besluit nog in praktijk worden gebracht en dat gaat met vallen en opstaan. Want de gemeente heeft ook een omgeving die daar wat van vindt, dat die christenen net als de Joden niet offeren in de tempels, ook niet in de tempel van de goddelijke Augustus. Joden waren daar van vrij gesteld, maar zijn die christenen nou wel joods, of zijn ze dat niet? Er komt druk vanuit de synagoge op de christenen om duidelijk te zijn in wie zij zijn en waar zij bij horen. En het besluit van Jeruzalem, laat precies dat in het midden. Het geeft aanleiding tot veel discussie en ruzie, tussen de Joodse gemeenschap en de christengemeenschap, maar ook binnen de christengemeente: tussen Paulus en zijn eerste metgezel, Barnabas en tussen Paulus en Petrus, zoals uit de Galatenbrief blijkt. Paulus strijdt fel voor dit besluit en voor het overstijgen van tegenstellingen tussen Jood en heiden, man en vrouw, vrij en slaaf. Want hierin ziet hij als geen ander het werken van Gods Geest en het komen van Gods koninkrijk.
En dat komen gaat niet zonder discussie en gesprek. Dat was zo in het begin en dat is zo doorgegaan tot op de dag van vandaag, tot in onze gemeente. Want ook wij vragen ons af: hoe gaan wij verder in deze tijd. Hoe verstaan wij Gods werken in deze tijd? Wat vinden we belangrijk en wat hebben we nodig om te worden wie wij zijn.
Gebed
Dank U God voor uw zegen
U bezielt heel onze gemeente en ook ieder van ons, God,
van binnen uit, zo troost U ons, en maakt U ons sterk.
Geef dat wij als gemeente laten zien waar het U om te doen is,
dat wij elkaar vasthouden, omzien naar de mensen om ons heen,
vertellen en laten zien wat leven goed maakt en zegent.
Beziel heel deze wereld met uw Geest, die alles nieuw maakt.
Geef aan onze aarde een nieuw gezicht,
nu dit zo geschonden wordt door het geweld van de natuur en
door het geweld van mensen.
Het leed gaat niet aan ons voorbij, wij hebben weet van het verdriet,
de zorg en de pijn, als wij denken aan hen die ziek zijn.
Bescherm hen en wees hen nabij.
Hoor ons bidden, God, hoor wat zich uitspreekt binnen in ons.
Onze Vader
Zegen
De Heer zegene en behoede u
De Heer doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig
De Heer verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.
Categories: Geen categorie
Een mooie uitleg over deze lezing.